Vandaag is het 1 juli en vieren we Keti Koti: de herdenking van de schande van de slavernij en het feest van de afschaffing ervan. Gisteren, op 30 juni, vond er voor het eerst een herdenkingsbijeenkomst plaats in Leiden. Ik hoop dat die bijeenkomst vanaf nu elk jaar georganiseerd gaat worden. En dat er een plek in Leiden komt – een monument of kunstwerk – waarmee we ook in Leiden het slavernijverleden erkennen. Zodat we ervan kunnen leren en het met elkaar letterlijk een plek kunnen geven.
Het Nederlandse slavernijverleden is een geschiedenis van ons allemaal. We zijn niet verantwoordelijk voor wat eerdere Nederlanders deden, maar we dragen hun verleden wel met ons mee. Dat kunnen we niet ontkennen, ook al is het nog zo pijnlijk.
Nederland is namelijk ruim vier eeuwen actief betrokken geweest bij de slavenhandel. Ook Leiden heeft daar een rol in gespeeld. De onderdrukking, ontmenselijking en uitbuiting hebben grote littekens achtergelaten en veel mensen voelen de pijn van de slavernij nog dagelijks, bijvoorbeeld omdat hun voorouders tot slaaf gemaakt werden. Andere mensen zijn misschien veel minder bezig met het slavernijverleden. Toch schamen we ons er allemaal voor en we vinden het een ingewikkeld onderwerp om over te praten.
Mijn oproep is dat we dat meer en beter moeten gaan doen. We kunnen het verleden niet weg stoppen. We moeten het een plek geven. Met een monument en een jaarlijkse herdenking erkennen we de schande van de slavernij en geven we het plaats in ons collectief geheugen. Een kunstwerk of monument in Leiden zorgt dat wie er langs loopt in gesprek gaat over het slavernijverleden en over de waarde van vrijheid voor iedereen. Met een jaarlijkse herdenking staan we letterlijk stil bij onze geschiedenis. En dat zorgt ervoor dat we – welke Leidenaar je ook bent – erover nadenken en ervan leren.
We zijn met elkaar verantwoordelijk voor een stad en samenleving waarin iedereen goed behandeld wordt en waarin we leren van ons verleden. Laten we dat een plek geven: met een monument en een jaarlijkse herdenking.